(Al denken sommige ouders dat Michels dat letterlijk bedoelde)
Afgelopen zondag escaleerde het voor mijn ogen tussen een coach, een speler en een paar ouders. Er vielen klappen, er werden dingen geroepen die ik liever nooit had gehoord. Wat er in die paar minuten gebeurde, achtervolgt me nog steeds. Wat maakte dat gewone mensen zó ver gingen? Hoe kon dit ontstaan? Waar ging dit in essentie eigenlijk over?
En alsof dat niet genoeg was, gebeurde er diezelfde dag op
twee andere velden iets vergelijkbaars. Drie jeugdwedstrijden, drie
verschillende teams, drie varianten van hetzelfde patroon. Niet door de
spelers, maar vooral door de ouders. Ondanks de spanning waren de meeste
kinderen nog wel te corrigeren en aan te spreken. De volwassenen langs de lijn
vaak niet.
Eén wedstrijd werd zelfs voortijdig gestaakt, omdat coaches
en enkele spelers rake klappen uitdeelden, er een vechtpartij ontstond en een
coach een ouder belaagde. Daarbij riep hij onder meer: “Ik maak je af!”
en “Ik krijg je nog, ik ga met plezier voor jou de bak in!”.
Bij een tweede duel liep het direct na het laatste
fluitsignaal uit de hand, ondanks een 9–1 uitslag.
En op een derde veld moest er worden ingegrepen omdat ouders tijdens het spel
volledig uit hun rol vielen en de scheidsrechter uitscholden. In afgezwakte
vorm klonk het ongeveer zo:
“Scheidsie, ben je blind?”
“Hoeveel hebben ze je betaald om zo slecht te fluiten?”
“Wat een eikel ben jij met je fluit.”
De kinderen? De meeste waren redelijk aanspreekbaar. Het waren vooral de volwassenen die ontspoorden.
Wat er onder de oppervlakte gebeurt
Niemand staat ’s morgens op met het voornemen om een
jeugdwedstrijd te laten escaleren. Toch gebeurt het. Niet omdat ouders slecht
gedrag willen laten zien, maar omdat ze geraakt worden op een plek die dieper
zit dan verstand of redelijkheid.
Ouders kijken niet naar “een wedstrijdje”. Ze kijken naar
hun kind en naar alles wat dat kind voor hen vertegenwoordigt.
Een duw, een hard duel, een ogenschijnlijk onterecht oordeel
van de scheids: het is alsof niet hun kind, maar zijzelf geraakt worden. Het
lichaam reageert sneller dan het hoofd: hartslag omhoog, kaken op elkaar,
schouders gespannen.
En dan sta je er machteloos bij: een kind in het veld
kan spanning kwijt door te spelen, te rennen, weer door te gaan. Een ouder
staat stil en is toeschouwer van wat zijn kind wordt ‘aangedaan’. En adrenaline
zonder invloed is een recept voor impulsief gedrag.
En zo verliezen ouders uit het oog wat hun eigenlijke rol
is. Niet coachen, niet corrigeren van het spel, niet “rechtzetten”, maar ondersteunen
én opvoeden. Ze hebben in het leven van hun kind de taak om te begeleiden, te
begrenzen, te helpen omgaan met teleurstelling, verlies en emoties. Precies die
rol lijkt langs de lijn soms te verdwijnen.
Dan verandert een jeugdwedstrijd, onbedoeld maar zichtbaar,
in een arena waarin ouders hun eigen verlangens, ambities en
rechtvaardigheidsgevoel projecteren. Een kind wordt dan toch weer even de
toekomstige Messi of Ronaldo “die nog niet ontdekt is”. Dat gebeurt soms zelfs
sterker bij lagere teams, waar technische ontwikkeling juist vraagt om geduld,
plezier en ruimte voor fouten.
In die mindset wordt elke tegenslag buiten het kind gelegd.
Tegenwoordig lijkt het soms alsof verlies, fouten of teleurstelling niet meer
vanzelfsprekend onderdeel van sport zijn, maar vooral het gevolg moeten zijn
van iemand anders: de scheids, de tegenstander, de coach. Een verkeerde
beslissing wordt dan geen onderdeel van het spel, maar een persoonlijk onrecht.
En dat is problematisch. Want het is een belangrijke les in het leven dat dingen soms meezitten en soms tegenzitten. Deal with it, en focus vooral op wat jij kunt verbeteren, in plaats van te blijven hangen bij wat een ander verkeerd deed. Want wie zijn frustratie steeds bij de ander legt, vergroot vooral zijn eigen spanning. Wie naar zichzelf kijkt, vindt een aangrijpingspunt om zichzelf te verbeteren en verder te komen, in voetbal én in het leven.
Hoe we kunnen voorkomen dat volwassenen zichzelf
verliezen
Misschien begint het hiermee: herkennen wanneer het mis
dreigt te gaan. Wanneer je hartslag stijgt, je stemming kantelt en je zinnen
korter worden. Dat zijn de momenten waarop het mis kan gaan, niet alleen bij
spelers maar juist bij ouders.
Vaak helpt het al om letterlijk een paar stappen naar
achteren te doen. Afstand brengt rust. Even ademen. Even zien dat je kind
vooral baat heeft bij stabiliteit, niet bij een ouder die het veld langsloopt
alsof de Champions League-kwalificatie op het spel staat.
Maar het gaat niet alleen om ouders. Clubs spelen een
cruciale rol in het vormgeven van een omgeving waarin spanning minder snel
oplaait.
Een ouderzone op enige afstand van het veld helpt
ongelooflijk veel.
Een coachzone die niet wordt overgenomen door ouders — en waar coaches zelf
tijdens de wedstrijd binnen blijven — maakt de wedstrijd rustiger.
Eén ouder per wedstrijd die de sfeer bewaakt — niet als politieagent, maar als
rustige aanwezige — werkt de-escalerend.
En duidelijke afspraken over wie met de scheidsrechter spreekt: alleen de
aanvoerder in het veld, en de coach alleen tijdens de pauzes.
Daar komt nog iets bij: veel teams moeten zelf een
grensrechter leveren. Vaak zijn dat ouders die vooral als bevlogen supporter
aan de kant staan, en daarmee het vuurtje eerder opstoken dan blussen. Het zou
enorm helpen als clubs korte instructies of mini-trainingen aanbieden voor
grensrechters, zodat iedereen weet wat de bedoeling is en hoe je je rol
professioneel en neutraal vervult.
Een verrassend effectief middel is de mini-debrief na
wedstrijden waarin spanning ontstond. Geen zwaar gesprek, maar zes tot tien
minuten waarin je als team en oudergroep stil kunt staan bij:
- wat
er tegenzat,
- waar
nog vragen over zijn,
- hoe
ieder zijn eigen rol zag,
- en
vooral: wat iedereen volgende week anders kan doen.
Clubs kunnen dit versterken met een eenvoudige regel:
bij wedstrijden met incidenten wordt het wedstrijdverslag pas ingediend nadat
deze mini-debrief heeft plaatsgevonden.
Niet als straf, maar als structuur. Een manier om te voorkomen dat frustratie
via WhatsApp of sociale media zijn eigen leven gaat leiden.
Slot: wat we opnieuw moeten leren
Kinderen accepteren verlies meestal sneller dan volwassenen.
Ze willen door, weer spelen, opnieuw proberen. Ze weten instinctief dat een
wedstrijd geen referendum is over wie ze zijn.
Volwassenen lijken dat soms kwijt te raken. We hangen er
betekenis aan: trots, rechtvaardigheid, prestatiedrang, erkenning. En juist
daardoor verliezen we het zicht op wat sport eigenlijk is: oefening, spel,
plezier — en ja, ook teleurstelling.
Sport leert kinderen iets wat wij volwassenen vaak opnieuw
moeten leren:
dat fouten erbij horen,
dat niet iedereen Messi wordt,
dat het soms mee zit en soms tegen,
en dat verliezen geen ramp is, maar een kans om wijzer te worden.
En misschien moeten we als volwassenen accepteren dat de
belangrijkste les die wij langs de lijn kunnen geven, niet gaat over voetbal,
techniek of overwinning, maar over gedrag.
Een kind dat ziet hoe zijn ouder zich kan beheersen,
leert meer dan welke training ook.




Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Dank voor je reactie.
Wil je meer weten over conflicten?
www.conflictenhanteren.nl