zondag 4 mei 2025

Vrijheid, rol en ruimte: waar stopt je mening en start je verantwoordelijkheid?

Over mening, invloed en professioneel rolbewustzijn

Wanneer wordt een goedbedoelde actie problematisch?

Onlangs plaatsten tientallen ambtenaren van het ministerie van Asiel en Migratie een advertentie in een landelijke krant. Daarmee spraken zij hun waardering uit voor vrijwilligers die vluchtelingen helpen — als reactie op het besluit van de minister om deze vrijwilligers geen koninklijke onderscheiding toe te kennen. (👉 Zie: NOS over ambtenaren en lintjesregen) De boodschap vond bij veel mensen weerklank. De actie kreeg veel bijval, maar leidde ook tot vragen: hoort zo’n publieke uiting bij de rol van een ambtenaar? En waar ligt de grens tussen persoonlijke overtuiging en professionele neutraliteit? Het is een voorbeeld van een bredere kwestie: hoe gaan we om met mening, verantwoordelijkheid en rolbewustzijn in professionele contexten?

Mag je vrij spreken in functie?

Iedereen mag een mening hebben. Dat is een groot goed. Tegelijk kan het ingewikkeld worden als je functie vraagt om neutraliteit. Wat gebeurt er als jouw uitgesproken mening ertoe leiden dat iemand zich minder vrij voelt tegenover jou of jouw organisatie?

We vinden het steeds lastiger om zaken buiten onze invloed te accepteren. We willen niet alleen meedenken, maar ook meebeslissen. En als dat niet kan, hebben we in elk geval een mening. Het uiten daarvan — in de kantine, in vergaderingen of online — voelt als een vorm van autonomie.

Wanneer is neutraliteit vereist?

Toch kan dit wringen wanneer de functie die je vervult vraagt om onpartijdigheid of het vertegenwoordigen van een breder belang. Maar wanneer vraagt een functie eigenlijk om neutraliteit? Dat is niet altijd makkelijk te beantwoorden. Wat wél duidelijk is: sommige functies – denk aan ambtenaren, rechters, docenten of leidinggevenden – vragen bijzondere alertheid. Niet omdat deze mensen geen mening mogen hebben, maar omdat hun positie meebrengt dat zij aanspreekbaar en betrouwbaar moeten zijn voor iedereen, ook voor wie anders denkt.

Binnen organisaties ontstaat hierover geregeld spanning. Medewerkers beroepen zich op hun vrijheid van meningsuiting, ook als hun uitingen raken aan de neutraliteit of inclusiviteit die hun functie vraagt. En leidinggevenden voelen zich vaak klem zitten: ze ervaren ongemak, maar zijn tegelijk huiverig het aan te kaarten uit angst het verwijt te krijgen de vrijheid te beperken of de sfeer te verstoren.

Kun je vrij spreken zonder zorg voor anderen?

Wie werkt namens een organisatie, beweegt zich in een andere ruimte dan het privéleven. Soms vraagt die ruimte om terughoudendheid — niet om iemand tekort te doen, maar om ruimte te laten voor iedereen. Wat je privé deelt of zegt, is daarmee niet vanzelfsprekend passend in je professionele context.

Voor leidinggevenden is de uitdaging dit ongemak niet uit de weg gaan en het gesprek aan te gaan over wat een functie vraagt. De uitdaging is om dit niet moraliserend te doen, maar open en uitnodigend. En tegelijk in te gaan op het verschil tussen wat je vindt, en waar je verantwoordelijk voor bent. Over de betekenis van rolzuiverheid in een tijd waarin persoonlijke expressie vaak vooropstaat.

Dit geldt ook bij goedbedoelde en breed gedragen meningen die anderen onbedoeld kunnen buitensluiten. Sociale veiligheid betekent immers: aandacht hebben voor de minderheid die zich misschien niet gehoord of vertegenwoordigd voelt. Dat vraagt bewustzijn van de impact van wat we uitdragen, juist als we denken namens 'het goede' te spreken. Dat bewustzijn vertaalt zich in kleine keuzes: in wat we delen, wat we voor ons houden, en hoe we reageren op anderen die het anders zien.

Ook op collegiaal niveau. Wanneer een collega nadrukkelijk zijn of haar politieke mening laat doorklinken, kan dat anderen belemmeren zich vrij te uiten. Zulke situaties vragen niet om een reprimande, maar om een gesprek: over samenwerking, sfeer en het grotere geheel dat je samen vertegenwoordigt.

Waarom kiezen we zo vaak oordeel boven nieuwsgierigheid?

En misschien ligt daar ook een uitnodiging die verder gaat dan het gesprek over grenzen en neutraliteit: het aanhouden van het eigen oordeel. Door eerst vragen te stellen — niet om terecht te wijzen, maar om echt te begrijpen wat iemand beweegt. Vanuit nieuwsgierigheid naar het verhaal van de ander. Wanneer meningen botsen of spanningen oplopen, ontstaat er pas ruimte als we blijven vragen, blijven luisteren en ons eigen oordeel weten te parkeren.

In dat licht is het goed stil te staan bij het onderscheid tussen feiten en meningen. Dat onderscheid blijkt voor veel mensen steeds lastiger. (👉 Zie: Volkskrant over feiten en meningen) Wanneer alles wordt beleefd en besproken als mening, wordt het moeilijker om gezamenlijkheid te vinden. Dit is een extra uitdaging in het voeren van het gesprek over de spanning tussen persoonlijke meningen en de verantwoordelijkheid die een functie met zich mee brengt. 

Daarbij is het ook belangrijk het kader van de eigen functie en de organisatie te betrekken. Wie een rol vervult die groter is dan zichzelf, doet er goed aan soms eerst te luisteren — en zich dan af te vragen: past mijn opvatting bij mij als persoon, of bij mijn rol? En hoe beïnvloedt het uiten van mijn politieke mening de perceptie van mij in mijn rol?

Waarom heeft ruimte grenzen nodig?

Zonder begrenzing is sociale veiligheid vooral veiligheid voor degene met de grootste mond of de meest invloedrijke positie. Paradoxaal genoeg vraagt het creëren van sociale veiligheid ook om begrenzing, normeren en de moed om het ongemak aan te gaan.

Juist in een tijd waarin iedereen zijn waarheid wil uitdragen, vraagt leiderschap om het benoemen én bewaken van grenzen. Niet om mensen de mond te snoeren, maar om ruimte te houden voor verschil. Dat vraagt moed — en een gedeeld besef van verantwoordelijkheid.

Professioneel leiderschap begint waar comfort stopt: het vraagt moed om ongemak aan te gaan, ruimte te bieden om te onderzoeken — én helderheid om te zeggen ‘dit past niet bij onze rol’.

zaterdag 12 april 2025

Trump, mijn vader en de Opel die er nooit kwam

Over letterlijk nemen, luisteren en wat mensen eigenlijk echt bedoelen

Iets zeggen is één ding. Begrijpen wat iemand bedoelt is iets heel anders.

“I always say ‘tariffs’ is the most beautiful word in the dictionary” zei Trump vaak. En hij meende het.

Het is verleidelijk om zulke uitspraken af te doen als surrealistisch theater. Als je Trump letterlijk neemt, klinkt het soms absurd. Maar wat gebeurt er als je dat níét doet? Als je denkt: hij bedoelt vast iets anders. Of: dit is strategie. Of gewoon: hij zegt maar wat om aandacht te krijgen.

Veel mensen reageren op Trump eigenlijk niet anders dan hoe we ook op elkaar reageren. We filteren, interpreteren, verzachten. We geven er een draai aan of doen het af met: zo is hij nu eenmaal. En voor je het weet gaat het niet meer over wat iemand zegt, maar over wat jij dénkt dat hij bedoelt. En precies dáár wordt communicatie spannend.


Wat Trump en mijn vader gemeen hebben

Het deed me denken aan mijn vader. Als hij een nieuwe auto zocht, had hij het vaak over een Opel. Of een andere degelijke Duitse auto. Maar wij wisten: die gaat hij nooit kopen. Dat was de auto waar hij het óver had, niet de auto die hij wílde. Die zat in zijn hoofd, maar die noemde hij niet.

Vroeger dacht ik dat dat typisch mijn vader was. Maar inmiddels weet ik: zo gaat het in veel gesprekken. Iemand zegt iets, maar bedoelt iets anders. Of bedoelt het wél, maar verandert later van koers. Zoals Bush ooit plechtig beloofde: Read my lips: no new taxes. En het vervolgens toch deed. Of Friedrich Merz, de huidige Duitse bondskanselier, die campagne voerde met belastingverlaging — en dat punt in de coalitieonderhandelingen geruisloos liet vallen.


Wat je hoort, zegt soms meer over jezelf

Soms wíl je iemand letterlijk nemen, omdat je hem graag serieus neemt. Hij heeft het zélf gezegd. En soms wil je juist niet, omdat je voelt: er speelt iets anders. In beide gevallen loop je het risico elkaar niet goed te verstaan.

Wat zeg je echt?
Wat hóór ik, omdat ik dat graag wil horen?

Dat fascineert mij. De manier waarop we taal gebruiken om ons gelijk kracht bij te zetten, of om de angel uit een conflict te halen. Maar ook: om te verhullen, om tijd te rekken, of om ruimte te maken voor iets dat nog niet helemaal uitgesproken durft te worden.


Iedereen heeft een klein Trumpje in zich

En misschien hebben we allemaal wel een klein Trumpje in ons. Een innerlijke stem die dingen net wat stelliger zegt dan we bedoelen. Die zich vasthoudt aan een uitspraak omdat duidelijkheid nu eenmaal lekker is. Of die liever niet toegeeft dat de wereld veranderd is, ook al weten we dat best.

We nemen dingen letterlijk — omdat het grip geeft. Of omdat het iets oplevert. En daar is niks vreemds aan. Het is menselijk.

Juist daarom is het de moeite waard om niet alleen te luisteren naar wat iemand zegt, maar ook waarom. Wat probeert iemand eigenlijk te zeggen? Wat ligt eronder? Wat hoop je zelf misschien te horen? En waar ben je bang voor?


Woorden zijn maar woorden. Toch?

In mijn werk als mediator en procesbegeleider probeer ik daar ruimte voor te maken. Niet om alles glad te strijken, maar om echt in gesprek te komen. Omdat er veel mogelijk wordt als we elkaar net iets beter verstaan — ook als het schuurt.

Want onder een ‘misverstand’ zit vaak iets anders verscholen: behoefte aan duidelijkheid, erkenning, invloed. Of simpelweg een poging om houvast te vinden in een wereld die continu in beweging is.

En precies daar raakt taal aan mijn werk. Niet alleen wat er gezegd wordt is bepalend — maar vooral wat er gehoord, vertaald en ingevuld wordt. Tussen zender en ontvanger zit nooit lege ruimte. Die zit vol met aannames, ervaringen, emoties en belangen.

Dat is soms lastig. Maar het is ook de plek waar beweging kan ontstaan. Als je daar met aandacht in kunt werken, wordt taal geen valkuil, maar een wegwijzer.

En Trump? Die corrigeerde zichzelf. Op een bijeenkomst van de Republican Governors Association in februari maakte hij er dit van:

“Let’s put God number one, religion number two, and love number three. And then it is tariff. They are going to make us rich.” Link Trump on tariffs

En zo werd zelfs ‘tariff’ een liefdesverklaring. Op z’n Trumps.
Misschien is dat wel de kunst: weten wanneer je jezelf letterlijk moet nemen. En wanneer beter van niet.